De samenstelling van het dieet van wilde gorilla’s is op verschillende locaties in Centraal-Afrika onderzocht. Een eerste inzicht in het dieet van gorilla’s kwam door het baanbrekende onderzoek onder berggorilla’s (Gorilla beringei beringei) in het Karisoke Research Center, in de Virunga regio op de grens van Rwanda, Democratische Republiek Congo en Oeganda. Dit gebied wordt gekenmerkt door vegetatie op grote hoogte met weinig of geen vruchtbomen. Dit onderzoek onder deze ene ondersoort leidde echter tot een langdurige foutieve generalisatie dat alle gorilla’s over het algemeen folivoor (bladeters) waren.
Het dieet van de berggorilla’s in de Virunga bestaat uit maar 38 soorten planten, voornamelijk distel, wilde selderij, netels en Galium, waarvan zij de kruidachtige bladeren, stengels en scheuten eten. Het dieet is het hele jaar door relatief constant, behalve als de berggorilla’s afdalen voor de zeer gewilde maar seizoensgebonden consumptie van bamboescheuten. Berggorilla’s in het Volcanoes National Park in Rwanda verlaten soms het park op zoek naar gewassen zoals eucalyptus en bamboe. Deze gewassen worden door de lokale bevolking verbouwd op landbouwpercelen die grenzen aan het park. Eucalyptus is honderd keer rijker is aan natrium dan het basisvoedsel van de gorilla’s in het park en gorilla’s krijgen tot twee derde van hun natrium door het eten van eucalyptus. Gorilla’s in de koudere subalpiene of alpiene zones van het Nationale Park zoeken gericht naar dendrosenecio en lobelia’s; deze bleken ook rijk aan natrium te zijn. Groepen berggorilla’s op lagere hoogten in de Virunga hebben een veel gevarieerder dieet met meer soorten planten en meer vruchten dan de groepen op grotere hoogten. Zeer waarschijnlijk zijn de groepen rondom Karisoke Research Center, vanwege de extreme hoogte, de enige berggorilla’s die vrijwel nooit vruchten eten.
Berggorilla’s die bamboe eten
De berggorilla’s in Bwindi leven tussen 1160 en 2600 m boven zeeniveau. Een hoogte die vergelijkbaar is met het leefgebied van de berggorilla’s die in de lagere regionen van de Virunga leven en ook de hogere delen van het leefgebied van de Grauer gorilla’s. De Bwindi-gorilla’s hebben een gevarieerder dieet dan de berggorilla’s in de Virunga met, afhankelijk van de lokale variatie in vegetatie, 62-140 verschillende plantensoorten en 11-36 soorten vruchten. De vrucht van de Myrianthus holstii en Basella alba (klimspinazie) was bij de meeste onderzochte groepen favoriet. De Bwindi-gorilla’s consumeren meer vruchten en vezelrijker voedsel dan de Virunga-gorilla’s. Kruidachtige vegetatie blijft echter de belangrijkste dagelijkse voedingsbron, ook als er vruchten in overvloed zijn.
De Grauer gorilla’s in Kahuzi-Biega National Park, in de Democratische Republiek Congo, eten meer vruchten dan de berggorilla’s in de Virunga en Bwindi. Het is dan ook een integraal deel van hun dieet wanneer de vruchtbomen rijp zijn. Wanneer vruchten niet beschikbaar zijn, vullen deze gorilla’s hun dieet aan met kruidachtige vegetatie en de schors van bomen en houtachtige lianen. Hun dieet is meer divers dan dat van de berggorilla’s, maar is ook sterk afhankelijk van de hoogte. Groepen in lager gelegen gebieden (600-1300 meter) eten tot 142 verschillende plantensoorten en 67 soorten vruchten, terwijl groepen die op grotere hoogte (1800-2600 meter) leven 77-116 verschillende planten en 24-44 soorten vruchten op het menu hebben staan. De vruchten van de Myrianthus holstii, Ficus, Bridelia brideliifolia en Allophyllus en de Afromomum zijn de meeste favoriete onderdelen op het menu van de onderzochte gorillagroepen.
Over het algemeen is het dieet van de westelijke laaglandgorilla veel meer divers dan die van de berggorilla’s en Grauer gorilla’s; zij eten maar liefst 230 verschillende delen van 180-200 plantensoorten. Vruchten zijn een belangrijk onderdeel van het dieet en wordt vrijwel het hele jaar door gegeten. Zoete rijpe vruchten hebben de voorkeur, maar onrijp of minder zoete vruchten worden ook gegeten als rijpe vruchten schaars zijn. Vruchten die door gorilla’s worden geconsumeerd, zijn overigens veel vezeliger dan ons traditionele idee van gecultiveerd fruit. Westelijke laaglandgorilla’s eten, naast vruchten, het hele jaar door grote hoeveelheden bladeren, stengels, schors en scheuten van bomen en struiken. Ze houden vooral van planten die behoren tot de gember en pijlwortel families. In sommige gebieden foerageren gorilla’s regelmatig in moerassige open bossen om de direct beschikbare rijpe vruchten en de mineraalrijke waterplanten te eten. Recent is voor het eerst waargenomen dat gorilla’s in Loango National Park in Gabon ook harde noten kraken en eten.
Het dieet van de Cross River gorilla is vergelijkbaar met dat van de westelijke laaglandgorilla. Zij eten het jaar door 240 verschillende onderdelen van 186 plantensoorten. Het habitat van de Cross River gorilla is echter veel droger en kent lange periodes waar vruchten zeer schaars zijn en kruidachtige planten minder voorhanden zijn. Hierdoor eten Cross River gorilla’s veel meer vezelrijke planten dan de westelijke laaglandgorilla. Favoriet is de liaan Landolphia, maar ook bladeren van bomen en boomschors staan regelmatig op het menu.
Naast de beschikbaarheid van voedsel zijn er nog andere selectiecriteria voor de gorilla bij hun keuze voor een bepaalde plant. Zo selecteren berggorilla’s voedsel op basis van beschikbaarheid, eiwit en verteerbaarheid. De westelijke gorilla’s daarentegen selecteren hun voedsel op basis van beschikbaarheid, de afwezigheid of aanwezigheid van secundaire verbindingen zoals tannines en voedingsstoffen inclusief suikers, eiwitten, vezels en mineralen.
Een gevolg van een vruchtendieet is dat gorilla’s veel meer tijd kwijt zijn met het zoeken van geschikte vruchtbomen en daardoor een veel grotere homerange hebben. Vergeleken met de berggorilla’s zijn de westelijke laaglandgorilla’s dubbel zoveel tijd kwijt met het zoeken en is er daardoor minder tijd om te rusten of voor sociale activiteiten. Dit heeft ook gevolgen voor de groepscohesie. De zilverrug is veel tijd kwijt met het bij elkaar houden van de groep. De westelijke laaglandgorilla gebruikt hiervoor vaak de hoot (luide roep) vocalisatie, iets dat vrijwel niet voorkomt bij berggorilla’s. De langere rusttijd voor berggorilla’s is waarschijnlijk ook nodig om het vezelrijke voedsel goed te verteren.
In tegenstelling tot de westelijke laaglandgorilla heeft bij de Cross River gorilla de zoektocht naar vruchten geen grotere homerange tot gevolg. Waarschijnlijk is dit het resultaat van de soms steile topografie en de zeer grote menselijke druk op de geïsoleerde bosfragmenten waardoor de Cross River gorilla’s hun dagelijkse route vaak moeten aanpassen.
Vanwege de lichaamsgrootte verwacht je het misschien niet, maar gorilla’s eten ook insecten. Bij alle bestudeerde gorillapopulaties in het wild is het eten van insecten waargenomen of afgeleid door analyse van de ontlasting. Bij de berggorilla in de Virunga is het echter zeer zeldzaam en beperkt het zich veelal tot insecten (mieren) die “per ongeluk” samen met het plantaardig voedsel worden gegeten. Door sommige andere berggorillagroepen worden wel vaker mieren gegeten, mogelijk doordat er meer mierennesten zijn maar lokale traditie wordt hier ook niet uitgesloten. Eerder werd aangenomen dat gorilla’s geen werktuigen (tools) gebruiken om insecten te vangen. Dit was simpelweg nooit waargenomen, totdat in 2014 een dierenarts van de Gorilla Doctors een jonge nieuwsgierige berggorilla zag die een stok gebruikte om bij de mieren te komen zonder te worden gebeten. Hoe zij dat deed kan je hier lezen.
Grauer gorilla’s in Kahuzi eten mieren, termieten, honingbijen en niet-geïdentificeerde kevers. Onderzoekers zagen ook dat de gorilla’s bewust regenwormen aten. Ze groeven in de grond onder een omgevallen boom, raapten regenwormen op en aten ze op. In de opvang van Grauer gorilla’s, GRACE, heeft men waargenomen dat de gorillawezen mieren en larven aten van dode bomen in hun omheinde bosgebied.
Westelijke gorilla’s eten regelmatig insecten. De gedocumenteerde frequentie van het eten van insecten wordt vaak gedefinieerd als het percentage poepmonsters dat insectenresten bevat. Deze varieert van 20% tot 30% in Congo en Gabon tot > 70% in Kameroen (Cross River gorilla) en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Dit suggereert dat insecten een belangrijk component kunnen zijn van het dieet van westelijke gorilla’s. Termieten (Cubitermes) en wevermieren (Oecophilla longinoda) zijn de twee meest gegeten soorten. Gorilla’s gebruiken geen werktuigen, maar ze hebben twee verschillende technieken om bij de termieten te komen. Bij de eerste techniek breken ze de termietenheuvel openen en kloppen ze daarna de stukken op hun hand zodat de termieten eruit vallen. De tweede techniek is dat ze, na het openbrekend van de termietenheuvel, de termieten rechtstreeks uit fragmenten likken. De Cross River gorilla’s eten ook slakken, en wel de grote Afrikaanse reuzenslak.
Ondanks dat ze veel door de westelijke gorilla worden gegeten lijken de insecten, qua massa, niet echt bij te dragen aan het dieet van de gorilla in het algemeen. Mogelijk bevatten de insecten essentiële sporenelementen en vitamines waardoor ze toch waardevol zijn voor de gorilla. Meer onderzoek is nodig om dit uit te zoeken.
Geofagie kan een middel zijn om giftige stoffen in het dieet te adsorberen, een aanvulling zijn op mineralen die hun dieet ontbreken (denk aan de liksteen voor koeien) of maagklachten te verlichten.
Af en toe eten gorilla’s in Bwindi rotsen en grond, opzettelijk of per ongeluk. Op de helling van de berg Visoke, in de Virunga, zijn gorilla’s waargenomen die in de droge tijd klei eten dat rijk is in het mineraal halloysiet. Halloysiet heeft een samenstelling die lijkt op een farmaceutisch middel dat helpt gifstoffen te adsorberen. Het dieet van de berggorilla’s rondom Visoke bevat in de droge tijd meer planten met bepaalde gifstoffen. Mogelijk kan de gorilla door het eten van die klei darmproblemen en potentiële uitdroging in het droge seizoen verminderen. Delen van termietenheuvels zijn waargenomen in poepmonsters van westelijke laaglandgorilla’s, maar dit kan het gevolg zijn van het eten van termieten. Natriumrijke aarde langs riviertjes in Lopé, Gabon, werd zowel door de gorilla’s als buffels, olifanten, antilopes, chimpansees en colobusapen gebruikt om aan te likken.
Coprofagie door berggorilla’s is zeldzaam. In de Virunga, heeft men slechts 25 keer coprofagie waargenomen gedurende duizenden uren observatie. De zeldzame gevallen van coprofagie in Bwindi deden zich voor toen de gorilla’s vruchten aten en de ontlasting die werd gegeten grote hoeveelheden zaden bevatten. Bij de westelijke laaglandgorilla’s komt coprofagie vaker voor. Vaak blijken ze bepaalde vruchtzaden zoals dialium uit hun ontlasting te pikken om die opnieuw op te eten. Gedacht wordt dat dit kan worden gekoppeld aan een zoektocht naar eiwitten en mineralen. Tegelijkertijd worden onverteerbare vezels verzacht door coprofagie en de gehaltes aan de niet gewenste fenolen en tannines verminderd. In die zin kan coprofagie worden beschouwd als een soort van “kook”-effect op de zaden.