Aan de rand van het Nouabalé-Ndoki National Park, in een afgelegen deel van het noordelijke regenwoud in de Republiek Congo, heeft de onderzoekslocatie Mondika de afgelopen 25 jaar zich ontwikkeld van een kleinschalig kamp tot een van ’s werelds belangrijkste centra voor onderzoek naar de westelijke laaglandgorilla. Dit is mogelijk gemaakt door een groep zeer toegewijde mensen. Dit is dan ook hun verhaal: over de geschiedenis van Mondika.
Het begon met een dak boven een tent
“Het begon allemaal met een dak boven een tent die Diane en ik deelden, en een andere tent die werd gedeeld door de spoorzoekers”, herinnert zich Natasha Shah, de allereerste onderzoeksassistent van Mondika die met professor Diane Doran-Sheehy meekwam om het kamp op te zetten. “We waren op zoek naar een plek langs het water, we wandelden het gebied binnen en hadden ongelooflijk veel geluk”, legt Diane Doran-Sheehy van Stony Brook University, New York, uit. Gorilla’s en chimpansees waren overal om hen heen.
Diane Doran-Sheehy met verrekijker, 1998 ©Natashah Shah
In die tijd was er bijna niets bekend over westelijke laaglandgorilla’s, “al onze kennis kwam van berggorilla’s, in de Virunga”, aldus Diane Doran-Sheehy. “Het was moeilijk te geloven dat er een apensoort was waar we niets van wisten. Apen zijn de naaste voorouders van de mens, en als we de evolutie van de mens willen begrijpen is kennis over de westelijke laaglandgorilla belangrijk”. Maar westelijke laaglandgorilla’s, die alleen in het dichte bos van het Congobekken leven, zijn zeer moeilijk om te benaderen.
“In het begin hebben we veel tijd besteed aan het onderzoek naar het dieet van de gorilla’s door de zaden in hun mest te identificeren”, legt Natashah uit. Het onderzoek begon in een deel van het regenwoud waar nog maar weinig wetenschappers waren geweest. “Toen we voor het eerst bij Mondika aankwamen, hadden de dieren weinig of geen ervaring hadden met mensen. Daarom reageerden ze vaak met nieuwsgierigheid in plaats van met angst”. De Djeke-driehoek, waar Mondika zich bevindt, tussen twee rivieren in, was toen een tweedaagse reis vanuit Bayanga, in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR). Het is een zeer afgelegen gebied, dat waarschijnlijk een eeuw lang minimale tot geen menselijke verstoring of jacht heeft gezien.
Mopetu en Diane Doran-Sheehy bestuderen de gorilla uitwerpselen. Mopetu was een van de eerste twee trackers die in 1995 begon in Mondika en hij werkt er nog steeds. ©Natashah Shah
Het habitueren van de gorilla’s
Om gorilla’s van dichtbij te kunnen bestuderen en onderzoek te kunnen baseren op directe observatie, moesten de onderzoekers de gorilla’s aan menselijke aanwezigheid laten wennen. Het doel van gewenning (habituering) is dat het dier mensen negeert, alsof zij deel uitmaken van het bos. Habituatie is een moeilijk, stressvol proces dat jaren kan duren en is afhankelijk van één cruciale vaardigheid: volgen.
De westelijker laagandgorilla’s hebben veel grotere verspreidingsgebieden dan berggorilla’s. “Habitueren zou niet mogelijk zijn geweest zonder deskundige trackers”, vertelt Diane Doran-Sheehy. Deze expertise kwam van mensen die dit bos het beste kennen: inheemse volkeren. “De Ba’Aka-trackers waren zulke geweldige leraren en leerden ons zoveel over het bos, de dieren en planten”, voegt Natashah Shah toe.
Terwijl ze bezig waren een eerste groep gorilla’s te habitueren, begonnen Ba’Aka-trackers in Mondika hun eigen kinderen te begeleiden om hun kennis door te geven. Hierdoor kregen ze de bijnaam ‘de professoren’ van iedereen die met hen kwam werken. “Sinds Mondika heb ik op veel plaatsen gewerkt waar we gorilla’s volgen, maar die jongens in Mondika waren altijd het neusje van de zalm”, erkent David Greer, die in 1998 als onderzoeker in Mondika arriveerde en bleef als sitemanager. “Het zijn de beste trackers die ik ooit heb ontmoet.”
“Wat Mondika speciaal maakte, is dat het een project was dat westerlingen, Ba’Aka en Bantu samen bracht”, benadrukt Diane Doran-Sheehy, “Individuen uit de VS, CAR en Congo leefden samen. We aten samen en elke zaterdagavond zetten we muziek op en dansten met elkaar.” Deze sfeer speelde een grote rol in het succes van het onderzoekswerk in Mondika. De levensomstandigheden waren hard en het habitueren was moeilijk, maar de harmonieuze samenwerking voerde de boventoon.
Zaterdagavond in Mondika, 2002 ©Tim Rayden
Het duurde meer dan 5 jaar om te beseffen dat Mondika eigenlijk in de Republiek Congo lag, en niet in de CAR. “GPS-toestellen waren toen nog niet nauwkeurig”, erkent Natashah. Het beheer van de onderzoekssite is door de tijd heen veranderd, maar ondanks de veranderingen blijft, tot op de dag van vandaag, het team van trackers hetzelfde, afkomstig uit Bayanga, in CAR. Sommige van de oorspronkelijke professoren hebben plaatsgemaakt voor hun studenten aan wie ze de unieke expertise hebben doorgegeven.
Het was uitdagend maar prachtig
“De dichtheid van gorilla’s in Mondika is echt heel hoog, maar voor het proces van habitueren is dat best lastig omdat je in de war kunt raken als je sporen volgt. Je begint bijvoorbeeld een groep te volgen en volgt uiteindelijk een andere”, legt David Greer uit. Greer volgde Kingo’s groep, de eerste gorillagroep die uiteindelijk in Mondika is gehabitueerd.
“Kingo was aan het begin van het habitueren bang voor ons, en de andere gorillamannetjes in zijn buurt hoorden dat.” Zegt Diane Doran-Sheehy met enige spijt. Toch is habitueren een noodzakelijk kwaad. Het maakt het mogelijk de dieren te bestuderen en ze beter te begrijpen, en uiteindelijk kan je ze daardoor beter beschermen. “Uiteindelijk heeft Kingo de angst voor de onderzoekers overwonnen en heeft hem dat geen schade in relatie tot de andere mannetjes opgeleverd.”
Het is nu ongeveer 20 jaar geleden dat deze 42 jaar oude zilverrug is gehabitueerd, en de ouderdom van de zilverrug is opmerkelijk. Het kostte veel moeite om zijn groep maandenlang te volgen, maar het was het waard. “Ik heb in mijn leven met 40 tot 50 zilverruggen gewerkt en Kingo was een van de meest zachtaardige die ik ooit heb gekend. Terwijl ik daar was, heeft hij ons nooit aangevallen, ons vergevend als we te dichtbij kwamen of als we vergaten te vocaliseren. Hij is zo’n goede groepsleider en een goede verdediger van zijn groep”, erkent David Greer, die sindsdien met gorilla’s is blijven werken.
Kingo, in 2018 ©Kyle de Nobrega
De sleutel tot succes voor het habitueren van Kingo’s groep was om het protocol te veranderen: “De teams moesten naar de moerassen om de gorilla’s te volgen, waar we ze constant konden zien en gezien worden. De gorilla’s konden niet snel wegrennen en dat versnelde het proces”, legt David Greer uit. Dankzij dat idee kon het team de groep gedurende drie opeenvolgende maanden volgen, terwijl in het dichte regenwoud men deze voorheen slechts tien dagen kon volgen.
Sindsdien is een andere groep, die van de zilverrug Buka, rond 2006 gehabitueerd en een derde groep van de zilverrug Metetele vanaf medio 2019. Die gehabitueerde groepen hebben de veldteams in staat gesteld om kostbare gegevens te verzamelen. Diane Doran-Sheehy herinnert zich dat op het moment dat ze in Mondika begon, “het idee dat gorilla’s vruchten eten gek was, iets dat in de wetenschappelijke literatuur niet bekend was”.
“Tegenwoordig weten we dat ze een soort van ecologische kaart in hun hoofd hebben. Ze weten precies waar ze heen moeten, en in welk seizoen, om vruchten te vinden. We weten wat voor planten ze eten als ze ziek zijn”, legt Patrice Mongo uit, die in 2003 David Greer opvolgde als sitemanager. Patrice was de eerste Congolese sitemanager in Mondika. Door deze ervaring ontwikkelde hij een passie voor apen die hij nooit meer losliet.
“Mondika is nu een site voor langetermijngorillaonderzoek. Veel onderzoeksvragen hebben we door de gegevens die over jaren, of zelfs decennia, zijn verzameld kunnen beantwoorden”, voegt Natashah Shah toe.
Gorilla zijn een positieve kracht
“Gedurende de oorlog in Rwanda (1990-1994), wilde geen van beide partijen de gorilla’s geweld aan doen, omdat ze wisten dat gorilla’s een geweldige toeristische kans waren. Gorilla’s zijn een positieve kracht”, legt Diane Doran-Sheehy uit. En ze had een visie voor Mondika: “Ik wilde dat toerisme en onderzoek hand in hand zouden gaan, beide zouden elkaar versterken. Toerisme kan een zeer belangrijk onderdeel zijn van een natuurbeschermingsproject, maar het moet goed worden gecontroleerd, vooral om de gezondheid van het dier te beschermen. Het mag geen dierentuin worden. Het is een plek om te zien hoe het dier zich natuurlijk gedraagt.”
Helaas had Diane Doran-Sheehy uiteindelijk geen geld meer om het onderzoek voort te zetten. “Het is ironisch”, herinnert ze zich: “toen we ervoor hadden gezorgd dat in dit gebied de houtindustrie niet meer zou kappen, begon de financiering op te drogen”. Het beheer van de site werd toen overgedragen aan WCS Congo. “Ik was erg dankbaar dat ik het kon overhandigen. Ik was bang om de gorilla’s onbeschermd achter te laten.” En toen werd het toerisme een bron van inkomsten voor de site, evenals een uitstekend afschrikmiddel tegen stroperij.
“Elke site die aan toerisme doet, heeft de verantwoordelijkheid om daarnaast onderzoek te doen. Je moet gegevens verzamelen van zonsopgang tot zonsondergang. Onderzoek is een cruciaal onderdeel, en toegepast onderzoek moet het toeristische programma sturen”, voegt David Greer toe. Sinds 2016 is WCS een partnerschap aangegaan met het Goualougo Triangle Ape Project. Inmiddels is men erin geslaagd om fondsen te verwerven voor zowel onderzoek als toerisme.
In 2014 werd het beheer van het Nouabalé-Ndoki National Park versterkt dankzij de oprichting van een publiek-private samenwerking tussen WCS en de Republiek Congo. Dit had gevolgen voor Mondika, door de extra inspanningen tegen stroperij rond het park.
Een tourist in Mondika, 2018 ©Kyle de Nobrega
Sinds 2020 heeft WCS stappen gezet om de visie van Doran-Sheehy mogelijk te maken. Een nieuw partnerschap met de Congo Conservation Company (CCC) heeft tot doel verantwoord toerisme te ontwikkelen in het Nouabalé-Ndoki National Park. Ter ondersteuning van dit nieuwe partnerschap biedt het United States Agency for International Development (USAID) steun om de randvoorwaarden te creëren die nodig zijn voor de ontwikkeling van duurzame toeristische activiteiten. Die randvoorwaarden moeten de veiligheid van de dieren waarborgen, de “best practices” van de IUCN respecteren, en het welzijn van de lokale gemeenschappen en inheemse volkeren van het park bevorderen.
Om de veiligheid van de gorilla’s voor altijd te garanderen, zal de Djeke-driehoek, waar ook Mondika deel van uitmaakt, hopelijk binnenkort deel gaan uitmaken van het Nouabalé-Ndoki National Park. Om dit mogelijk te maken, kan WCS rekenen op de steun van Rainforest Trust. WCS zal nauw samenwerken met gemeenschappen en wetenschappers. Daarnaast moet de samenwerking met de overheid en houtkapbedrijven ervoor zorgen dat het gebied in de naaste toekomst echt een veilig toevluchtsoord wordt voor al het wildlife.
Dit zou een stevige stap zijn in de goede richting om het harde werk veilig te stellen van alle mannen en vrouwen die maanden, jaren en decennia in het bos hebben doorgebracht met het volgen, observeren en bestuderen van de dieren in het wild. “De annexatie van de Djeke-driehoek in het park had al lang moeten plaatsvinden”, aldus David Greer. “Het is zo’n speciale plek, een verbazingwekkend ongerept gebied, met een enorme biodiversiteit en een ongelooflijke dichtheid van chimpansees en gorilla’s”.
Een bijzondere plek in het hart van het regenwoud
“Het was een magische ervaring om tussen al deze dieren te zijn en ze van dichtbij te mogen observeren zonder ze te storen”, zegt Natashah Shah. “Ik herinner me nog dat de dieren in 1995 niet van ons probeerden weg te rennen, maar net zo nieuwsgierig naar ons leken te kijken als wij naar hen! Dat zijn enkele van mijn meest gekoesterde Mondika-herinneringen.”
“Het meest opvallende moment toen ik in Mondika woonde, was toen ik een van Kingo’s vrouwtjes zag bevallen”, herinnert Patrice Mongo zich. “Het was een klein wonder: ze was zwanger, we volgden haar, en het voelde alsof het maar een minuut duurde. Ze ging gewoon om een boom heen, en toen ze weer verscheen, had ze een baby in haar linkerhand die nog steeds vast zat aan de navelstreng. Je hebt normaal gesproken maanden en maanden observatie nodig om dit soort taferelen te kunnen zien”.
“Ik ontmoette mijn vrouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek, ze werkte in Bai Hokou, in Dzanga Sangha, waar ze gorilla’s habitueerde voor het WWF”, vertelt David Greer. “We zijn in 2001 getrouwd, in het bos, volgens de Ba’Aka-traditie. Het enige formele onderdeel was het uitwisselen van stokken. Dan herinner ik me veel eten, drinken, muziek en dans. We voelden ons getrouwd, verbonden door onze passie voor het bos en ons werk.”
Bron: vertaling van de blog “Stories and history of Mondika”